Afzonderlijke taxatie. Referentiejaar. Achterstallige pensioenen
Bepaalde inkomsten worden in principe afzonderlijk belast tegen de gemiddelde aanslagvoet m.b.t. het geheel van de belastbare inkomsten van “het laatste vorige jaar waarin de belastingplichtige een normale beroepswerkzaamheid heeft gehad” (het zogenaamde ‘referentiejaar’ van art. 171, 5° WIB 1992). Bedoeld zijn o.m. opzegvergoedingen, pensioenen die laattijdig zijn betaald bv. door toedoen van de overheid, enz.
Bron: Fiscoloog
Via een circulaire van 13 november 2013 heeft de Administratie – naar aanleiding van een cassatie-arrest van 14 maart 2013 – haar commentaar bij de regeling aangepast, in die zin dat zij sindsdien een strengere omschrijving van het begrip ‘referentiejaar’ hanteert. Zo aanvaardt zij niet langer als referentiejaar, “het jaar waarin een belastingplichtige geen normale beroepswerkzaamheid heeft uitgeoefend”, maar wel “gedurende elk van de twaalf maanden van het beschouwde jaar belastbare beroepsinkomsten heeft verkregen (met inbegrip van vervangingsinkomsten, pensioenen, renten, enz.)”. “Enkel nog het laatste vorige jaar waarin de belastingplichtige een normale beroepswerkzaamheid heeft gehad, kan worden aangemerkt als een geldig referentiejaar” (zie daarover Fisc., nr. 1373 , p. 7).
De minister van Financiën bevestigt nu uitdrukkelijk dat de circulaire niet de bijzondere regeling heeft opgeheven die geldt voor de afzonderlijke taxatie van ‘achterstallige pensioenen’. Bijgevolg is deze regeling “nog steeds van toepassing”. Zij houdt in dat “voor de achterstallige pensioenen, het referentiejaar niet noodzakelijk het laatste jaar van de werkelijke uitoefening van de beroepswerkzaamheid moet zijn”. Bij de gepensioneerden “die elke werkzaamheid hebben stopgezet, kan het referentiejaar het meest recente vorige jaar zijn dat aan het jaar van de betaling van de achterstallige pensioenen voorafgaat en tijdens hetwelk de belanghebbenden gedurende twaalf maanden een belastbaar normaal rust- of overlevingspensioen hebben verkregen” (Com. IB 92, nr. 171/329).
Integraal Verslag, Kamercommissie Financiën, 20 juni 2018, nr. 54 COM 929, 12