Vraag aan Minsiter Vandeput naar aanleiding van het nieuwe evaluatiesysteem voor federale ambtenaren
Tijdens de kamercommissie Binnenlandse Zaken vroeg Luk aan de Minister van ambtenarenzaken meer uitleg over het nieuwe evaluatiesysteem bij de federale overheidsdiensten dat sinds 1 januari 2014 in werking trad. In principe is het nieuwe evaluatiesysteem bedoeld om ambitieuze ambtenaren sneller te laten doorgroeien en eventueel sneller promotie te laten maken. Anderzijds kunnen nu ook ambtenaren met een vaste benoeming hun ontslag krijgen na 2 slechte evaluaties.
Uit het antwoord van de minister bleek dat het nieuwe evaluatiesysteem voorziet dat alle organisaties voor 1 mei een volledig verslag moeten bezorgen aan de FOD Personeel & Organisatie van de evaluaties van het jaar daarvoor. Begin mei werden in totaal 46.563 evaluaties als gesloten beschouwd. Dit zijn dus niet alle evaluaties maar volgens de minister is dit toch bemoedigend voor het eerste jaar.
De nadruk van deze evaluatie ligt vooral op het begeleiden en vooruithelpen van de werknemer, veeleer dan op de mogelijkheid om te bestraffen via een onvoldoende. Bij een onvoldoende zal de werknemer gedurende de volgende evaluatieronde van dichterbij opgevolgd worden en zal er na zes maanden opnieuw een evaluatie volgen. Door het sneller opvolgen krijgt de werknemer snellere feedback over zijn prestaties en/of ontwikkeling.
Volgens Luk zijn de eerste cijfers vooral confronterend. Negen onvoldoendes op meer dan 18.000 evaluaties kan geen realistische weergave genoemd worden. Het evaluatiesysteem bestaat nu iets meer dan een jaar, waarbij het eerste jaar gebruikt werd als bijsturingsperiode. In deze periode werden de evaluatiegesprekken met de personeelsleden vooral aangegaan om hen te begeleiden naar betere kwalificaties in plaats van een werkelijke evaluatie.
Volgens de minister zou de tijdsbesteding van een leidinggevende voor de evaluatieprocedure per jaar en per werknemer een zes tal uur bedragen. In deze zes uur zit zowel het functioneringsgesprek, het opvolgingsgesprek, ed. vervat. Volgens Luk is dit geen haalbare kaart. Omgerekend zouden er bijna 60 voltijdse equivalenten nodig zijn die niets anders doen dan elkaar evalueren. Deze 60 equivalenten kunnen operationeel beter worden ingezet.
Van Luk krijgt het evaluatiesysteem nog een tweede kans, omdat het in de eerste fase een begeleidingsproject is geweest in de plaats van een evaluatiesysteem. Het evaluatiesysteem staat nog in zijn kinderschoenen en een opvolging ervan is noodzakelijk om de werkpunten die reeds opgenoemd werden aan te pakken. De uiteindelijke bedoeling van het systeem moet gefocust zijn op de kwaliteit die de werknemers afleveren en niet enkel gericht zijn op hoe een werknemer hogerop kan komen.
Klik hier voor het volledige antwoord