Een nieuw model voor de kunstsector
Onlangs dienden de parlementsleden Carina Van Cauter en Luk Van Biesen (Open Vld) een wetsvoorstel in “ter promotie van de economie van de beeldende kunsten”. De zoveelste fiscale koterij is in aantocht, hoor ik u denken. Maar het voorstel is goed onderbouwd.
Bron: Trends
De indieners wijzen terecht op het maatschappelijk belang van de beeldende kunst. Ze willen de kunstsector minder afhankelijk maken van overheidssubsidies, zodat die zich niet alleen cultureel verder kan ontplooien, maar ook economische perspectieven kan bieden voor kunstenaars, verzamelaars, galeriehouders, curatoren en musea.
Het voorstel stelt terecht dat de fiscale wetgeving de beeldende kunst vrij stiefmoederlijk behandelt. Zowel voor de inkomstenbelastingen als de btw is kunst, anders dan design en decoratie, niet aftrekbaar als beroepskosten. Die kosten kunnen ook niet worden afgeschreven. Dat heeft nefaste gevolgen. Het beperkt niet enkel de kunsteconomie, het leidt er ook toe dat aan- en verkopen van kunst buiten het officiële circuit plaatsvinden en dat de meerwaarde op een verkoop daardoor onbelast blijft. De indieners van het wetsvoorstel willen de sector van de beeldende kunsten fiscaal beter reguleren.
Als eerste maatregel stellen ze voor de fiscale aftrekbaarheid van kunstaankopen als beroepskosten te aanvaarden. Daarmee zouden kunstaankopen onder hetzelfde fiscale regime vallen als elke andere professionele aankoop. Dat impliceert dat kunst afschrijfbaar wordt, maar ook dat de meerwaarde op een kunstwerk belastbaar is als het later weer wordt verkocht. Naast dat terugverdieneffect zal die maatregel ook tot gevolg hebben dat de aan- en de verkoop van kunst uit de grijze zone wordt gehaald, wat enkel kan worden toegejuicht.
De tweede maatregel is een verhoogde fiscale aftrek voor de aankoop van kunstwerken die behoren tot het Belgisch roerend cultureel erfgoed of die een internationale faam genieten. Die aankopen zouden worden toegevoegd aan de lijst van activa die voor 120 procent fiscaal aftrekbaar zijn. Die hogere aftrek wordt uiteraard verbonden aan voorwaarden. Zo moet het kunstwerk ter beschikking worden gesteld aan musea. Met die maatregel hopen de indieners de artdrain tegen te gaan en vermogende kunstmecenassen te stimuleren individueel of in groepsverband waardevolle kunst aan te kopen en in België publiek tentoon te stellen. Ook aan die maatregel zijn positieve economische effecten verbonden, aangezien het aankopen en tentoonstellen van waardevolle kunstwerken belangrijk is voor de uitstraling van België als culturele en toeristische trekpleister.
Van Cauter en Van Biesen stellen daarnaast voor ook investeringen in publieke tentoonstellingsruimten voor beeldende kunst voor 120 procent fiscaal aftrekbaar te maken. Die maatregel moet meer publiek-private samenwerking mogelijk maken en zorgen voor meer ondersteuning voor musea, die op die manier een beroep kunnen doen op de privésector om kwalitatieve tentoonstellingsruimten te bouwen. Die maatregel zal ook zorgen voor economische groei in de bouwsector.
Nog een maatregel is het systeem van de taxshelter uit te breiden tot tentoonstellingen van beeldende kunst. De taxshelter voor de filmindustrie heeft België op de kaart gezet als filmland en de audiovisuele sector een boost gegeven. Door de taxshelter uit te breiden tot de beeldende kunsten is het de bedoeling ook die sector economisch te stimuleren. Dat doet heel wat mogelijkheden ontstaan voor publiek-private samenwerkingen, zoals de organisatie van internationaal hoogstaande tentoonstellingen, wat voor onze kunststeden en de toeristische sector belangrijk kan zijn.
Het wetsvoorstel van Carina Van Cauter en Luk Van Biesen verdient daarom alle krediet. De kunstsector moet fiscaal beter worden geregeld en economisch beter worden ondersteund. Het voorstel beantwoordt aan die doelstelling. Hopelijk beseffen de regeringspartijen het belang van dat voorstel en kan het snel wet worden.
De auteur is advocaat en hoogleraar fiscaal recht
Michel Maus ■